- Servicedesk nu bereikbaar
‘Zestien jaar functioneerde ik naar volle tevredenheid en ik kreeg zelfs een bonus vorig jaar. Eén indruk van een nieuwe collega ‘, zegt Ruud, ‘en ik kreeg het etiket “niet functionerend” en lag ik er binnen een half jaar uit. Hoe dan? ‘
Labeltjes of etiketjes, we hebben ze nodig en hebben er allemaal wel eens last van. Het labeltje in je T-shirt schuurt soms pijnlijk in je nek en etiketjes krijg je maar moeilijk van een jampotje afgeweekt. Dat beeld schoot mij te binnen tijdens het thee-met-taartgesprek met vriend en oud-buurman Ruud bij ons vaste tentje op de hoek. Vaak zijn onze gesprekken werkgerelateerd. Tegelijkertijd vormen ze soms een kapstok voor grotere levensvragen.
Labels kunnen handig zijn om de wereld om ons heen sneller te kunnen duiden en er met anderen over te communiceren. Het is een manier om controle te houden over een situatie, denk ik. Vaak efficiënt als het over werk of je medische gesteldheid gaat: iedereen spreekt dan dezelfde taal. Zodra het over mensen in het dagelijkse leven gaat, is het een ander verhaal. Dan wordt gedrag gelabeld omdat het afwijkt van de normen die gelden. Vaak is het label niet gerelateerd aan het gedrag zelf, maar vooral aan hoe het gedrag ervaren wordt door de ander. Het wordt echt een probleem wanneer anderen het label zonder aanleiding of eigen ervaring overnemen en het een officiële status krijgt. Het wordt een instrument om controle uit te oefenen. Zorgvuldig omgaan met labels eist van leidinggevenden inzicht wat labelling kan veroorzaken en dus verantwoordelijkheid.
Hoe verhoud je je tot iets wat de ander van je vindt?
We nemen allebei een hapje van ons chocoladetaartje met frambozencoulis en ordenen onze gedachten even.
Ruud heeft het vijf jaar geleden aan den lijve ondervonden. Na jaren goed gefunctioneerd te hebben met een dikke bonus als beloning, kwam er hetzelfde jaar een nieuwe leidinggevende. Twee maanden lang volgden er gesprekken. Hij bleek tot zijn verbazing van de ene op de andere dag het labeltje ‘past niet meer in het profiel’ en ‘niet goed functionerend’ gekregen te hebben. Binnen de kortste keren zat hij in een outsourcingstraject.
Ik vraag hem hoe hij zich voelde en wat hij deed na die eerste mededeling. Eerst ging hij zijn gedrag aanpassen. Omdat niet exact duidelijk werd gemaakt wat er nu precies aan zijn werk schortte, gaf dat veel onrust en slapeloze nachten. Verder was de dagelijkse confrontatie met zwijgende collega’s en een stoïcijns management pijnlijk. Al snel kwam hij erachter dat hij maar weinig invloed had op het proces. Het besluit was genomen en dan ben je overgeleverd aan de besluitnemers. Dus na boosheid volgde berusting. ‘Het enige waar je nog enigszins invloed op hebt, is de afvloeiingsregeling,’ zegt Ruud cynisch.
Na een paar maanden thuis zitten zonder werk heeft het gebeuren hem toch meer te pakken gehad dan hij dacht. De vraag blijft hangen of dat labeltje toch terecht was. Bovendien is het moeilijk om een nieuwe baan te vinden als je zelfbeeld een deuk heeft opgelopen.
‘Dénk je dat het labeltje realistisch was?’, vraag ik hem. ‘Functioneerde je nog wel? Paste je nog in het profiel? Of –wellicht een betere vraag: kun je benoemen wat er in die vijftien jaar goed is gegaan?’
Er volgt een enthousiast relaas over hoe leuk zijn werk was. Daarna constateert hij dat in dat laatste halve jaar het profiel van zijn functie niet gewijzigd was.
Ik haak aan: ‘Er kunnen zoveel andere redenen zijn waarom dit gebeurd is. Je hebt te maken met politiek. Er wordt gezocht naar een stok om een hond te slaan. Het zou kunnen dat het management andere plannen had met jouw functie en de nieuwe teamleider daarvoor ingezet heeft. Of misschien was het een onverenigbaarheid van karakters’ Ik geef hem alternatieven voor zijn eigen falen als reden voor het ontslag.
Hij denkt na en constateert dat het een mogelijkheid is. ‘Heb jij wel eens zoiets meegemaakt?’
‘Of ik te maken heb gehad met labeltjes?’
‘Ach ja, ik heb in de loop van de tijd zo veel labeltjes opgeplakt gekregen en het gebeurt nog steeds. Meestal niet direct over mijn functioneren in het werk, maar vaker over gedrag. “Wat ze van mij vinden? Ze vinden me dominant of te meegaand, kritisch en ook te naïef, nu eens bot, dan weer attent en vriendelijk.’
Ruud kijkt me bedenkelijk aan.
‘Ja er wordt nogal anders tegen mij aangekeken,’ lach ik. Jaren heb ik alles wat mensen van me vonden serieus genomen en die labeltjes hadden zeker invloed op mijn zelfbeeld. Langzamerhand heb ik ontdekt dat labels voor een groot deel iets zegt over degene die oordeelt. Het is een subjectief spel tussen zender en ontvanger. Voor mij is het essentieel waarom een label gebruikt wordt. Tussen twee collega’s of vrienden kan het helpen iets op te lossen en is het vrij onschuldig. Wordt het in een organisatie door het management gebruikt om controle te krijgen over een individu, dan gaan bij mij alle alarmbellen af. Labels kunnen stigmatiseren en daar moet een leidinggevende zich bewust van zijn. Ik heb het in onze organisatie twee keer van dichtbij meegemaakt met hele vervelende gevolgen voor die collega’s.
Juist op die momenten word ik alert en vertrouw ik op het stemmetje, ik noem het innerlijk weten, dat vragen begint te stellen. Klopt het wat ze over me zeggen? Moet ik het serieus nemen? Of spelen er andere dingen mee? Wat is de bedoeling van dit label? Wie heeft het label gegeven?
‘Mooi, innerlijk weten!’ Ruud herkent het.
‘Ja hè? Het beantwoordt ook de vraag of je jezelf ’s avonds in de spiegel kan aankijken. Dat heeft aan het eind van de dag prioriteit: leef, spreek en handel je volgens je eigen waarden en heb je anderen daar niet mee geschaad? De enige die zeker weet wat jouw ware intenties en motivaties zijn, ben je zelf. Nu kan dit natuurlijk ook gelden voor de grootste bullebak met andere waarden en normen, daar hebben we nog een rondje voor nodig.’
Ik steek mijn vinger op. ‘Nog twee thee graag. En we nemen zeker nog een taartje!’
Ruud vraagt lachend wat mijn innerlijk weten van dit besluit zegt.
‘Dat weet ik pas als ik vanavond in de spiegel kijk’, zeg ik bloedserieus.
MCT is een innovatieve benadering in de psychologie die zich richt op de manier waarop we denken over ons eigen denkproces. In plaats van te focussen op gedachtepatronen, concentreert MCT zich op de overtuigingen die we hebben over denken en piekeren. Het doel is om cliënten te helpen een gezondere relatie met hun gedachten te ontwikkelen.
Lees verderMetacognities spelen een centrale rol in metacognitieve therapie (MCT). Metacognities zijn de overtuigingen, attitudes en kennis die we hebben over onze gedachten en over strategieën aangaande denken en voelen. Deze overtuigingen, attitudes en kennis kunnen negatief zien (zoals: ik kan het piekeren niet stoppen) of positief (zoals: piekeren helpt me om me voor te bereiden). In MCT focus je je voornamelijk op deze overtuigingen in het omgaan met piekeren en omliggende strategieën. Door de overtuigingen uit te dagen, kan je dit soort maladaptieve strategieën verminderen en je levenskwaliteit vergroten.
Lees verderACT (Acceptance & commitment therapy) en MCT (Metacognitieve therapie) zijn beiden derde generatie gedragstherapie benaderingen, maar verschillen in hun focus en technieken. Terwijl ACT gericht is op acceptatie en het zetten van betekenisvolle stappen, legt MCT de nadruk op het veranderen van metacognitieve overtuigingen die denkstrategieën beïnvloeden. Hoewel ze overeenkomsten delen, hebben ze verschillende elementen die een centrale rol spelen.
Lees verder